26/05/2010

willem van zadelhoff bericht uit dubrovnik (2)

Het universiteitsgebouw waar ik de komende maand verblijf, bevindt zich op een heuvel met uitzicht op de oude stad.

Het is na vieren. De administratie is gesloten. In de hal is een vrouw in een soort roze pyjama de vloer aan het dweilen. Achtereenvolgens leg ik haar in het Engels, Duits en Frans uit dat ik de schrijver uit België ben die hier de eerstkomende maand komt werken.

De vrouw staart me met een glazige blik aan. Ze spreekt alleen Kroatisch en heeft geen idee waar ik het over heb. Ik schrijf mijn naam op een vel papier. Ook dat helpt me niet verder. Ik heb al zolang ik me kan heugen een instinctieve afkeer van pantomime. Vandaag zit er niets ander op. Nog iets onwennig probeer ik uit te beelden dat ik schrijf (de linkerhand als papier, de rechter als pen) en dat ik hier kom om te slapen (beide handen samengevouwen onder het licht geknikte hoofd). Het gezicht van de vrouw klaart op. Ze verdwijnt in een kantoortje onder de immense stenen trap. Even later komt ze weer naar buiten. In haar opgeheven hand zwaait ze met een sleutel. Voordat ik het haar kan beletten, grijpt ze mijn loodzware koffer die in haar hand plotseling vederlicht lijkt en snelt voor me uit de vier trappen op die naar mijn appartement leiden.

De volgende ochtend ontmoet ik Yvana Burđelez, de directeur van het Centre for Mediterranean Studies. Ze zegt dat ze zich een beetje om mij zal bekommeren. Helaas vertrekt ze de volgende dag voor ruim anderhalve week naar een wetenschappelijk colloquium in Georgië.

Maar die avond moet ik naar de wetenschappelijke bibliotheek in het oude centrum komen. Daar wordt een tentoonstelling over medische handboeken uit het Middellandse Zeegebied geopend.

Tussen de eeuwenoude boeken heeft zich de intelligentsia van Dubrovnik verzameld. Yvana Burđelez stelt mij voor aan de schepen van cultuur. Even later sleurt ze me de zaal door om me voor te stellen aan Vesna Čučić, de directrice van de bibliotheek. Het volgende moment sta ik al weer tegenover een dame wier naam ik op het moment dat ik hem hoor al weer vergeten ben. Ze schrijft ook, zegt Yvana Burđelez die al weer op weg is om zich om iemand anders te bekommeren. Daar staan we dan. De dame schrijft inderdaad ook. Wetenschappelijke boeken over moleculaire biologie. Zoiets heb ik onthouden. Als ik op haar verzoek begin te vertellen waarover ik schrijf, zie ik haar interesse als sneeuw voor de zon verdwijnen. Ze excuseert zich omdat ze nog wat boeken moet bekijken. Ja, daar ben ik ook nog niet aan toe gekomen, zeg ik glimlachend en slenter naar een vitrinekast waar niemand voor staat. Ik ontdek zowaar een boek dat in Antwerpen gedrukt is.

Op de begane grond wordt ons een glas aangeboden. Ik heb mijn eerste slok nog niet genomen of ik hoor de stem van Yvana Burđelez. We moeten opbreken. In het huis van de Rector wordt ons namens de burgemeester van Dubrovnik een kleine receptie aangeboden. Wat me opvalt is dat er niet alleen wijn, water en vruchtensap wordt geserveerd, maar ook likeur.

Plotseling staat er een grote, forse man met een witte walrussnor voor me. Hij wijst op een getraliede deur die nauwelijks een meter hoog is. Kijk, daar werden vroeger de gevangenen opgesloten. Een bulderende lach welt op uit zijn vlezige romp. Het volgende moment is hij begonnen met een exposé over kindersterfte door de eeuwen heen. ‘Ze zeggen dat de kindersterfte vroeger hoger was dan nu... Flauwekul!’ Uit de borstzak van zijn witte overhemd trekt hij een klein notitieblok. Geroutineerd begint hij wat grafieken te schetsen. ‘In 1600 stierven er zoveel kinderen’, zegt hij en trekt een lijn. ‘In 2010 zoveel’, nog een lijn. ‘Het lijkt of er nu minder kinderen sterven.’ Hij kijkt me verwachtingsvol aan. Ik knik en zeg dat het inderdaad zo lijkt. ‘Maar’, zegt hij, ‘ze vergeten alle kinderen mee te tellen die door miskramen of abortussen het leven laten.’ Dat deden ze vroeger namelijk wel. Hij trekt een laatste definitieve lijn in zijn grafiek en concludeert dat de kindersterfte nog net zo hoog is als een paar honderd jaar geleden.
De door de burgemeester aangeboden receptie is nog geen kwartier bezig als Yvana Burđelez ons uitnodigt haar te volgen naar Buffet Kamenice, de plaatselijke oesterbar.

De man met de witte walrussnor is de toeristenarts van Dubrovnik en is er ook weer bij. Ik heb de pech dat er alleen naast hem nog een plaats vrij is. Deze man bestaat geheel en al uit getallen, realiseer ik me na een paar minuten. Hij strooit links en rechts met samenstellingen van homeopathische poeders, preciseert het percentage mannen in Dubrovnik en omstreken die zijn gestorven aan de gevolgen van prostaatkanker en even later doet hij hetzelfde met het percentage vrouwen die baarmoederhalskanker niet hebben overleefd. Om de haverklap trekt hij zijn notitieblok weer te voorschijn om een en ander in een grafiek te verduidelijken. Het valt me op dat de mensen in zijn directe omgeving opvallend vaak naar het toilet gaan.

Als ik me even later excuseer omdat ik ook maar eens die kant op ga, zegt hij: ‘Ik praat teveel, hè?’

18/05/2010

saskia de coster bericht uit het Ledig House #2


Na een weekend in New York City nam ik uit een hotel slippers mee voor mijn lievelingseekhoorn. Onmiddellijk legde hij zich naast het witte schoeisel te slapen.



De meeste locals hier verafschuwen echter alles uit the City. Ze hebben niets te zoeken in die schreeuwerige, doodzieke grootstad met bommen op iedere straathoek en maken hun rommel liever zelf, op hun eigen porch.


Omgekeerd komen de ultrarijke Manhattanbewoners hier in Upstate NY rust zoeken en poten ze hun buitenverblijven neer teneinde in het weekend op hun grasmachine rond te rijden of te gaan jagen. Je kan drie uur in het hart van Nergens wandelen en plots op een waarschuwing botsen dat je het domein niet mag betreden.

In Ledig House zelf verschijnen en verdwijnen schrijvers, vertalers, schrijver-mariniers, schrijver-Napoleonkenners, schrijver-vertalers. ‘s Avonds wordt vooral over films gesproken want literatuurgesprekken eindigen altijd in hevige verdeeldheid: de Hemingwayfans staan lijnrecht tegenover de Woolffans. Bij deze verontschuldigen alle Amerikaanse schrijvers zich wél unaniem bij de wereld voor Sarah Palin.

willem van zadelhoff bericht uit dubrovnik (1)

Nog tot eind mei verblijft de in Antwerpen wonende Nederlandse schrijver Willem van Zadelhoff in Dubrovnik dankzij een residentie-uitwisseling van Het beschrijf met het Kroatische ministerie van Cultuur. Hieronder leest u zijn eerste impressie.

Na een vertraging van anderhalf uur land ik op Dubrovnik Airport. Vanuit de lucht had ik de Adriatische Zee al gezien. Azuurblauw.
‘Kijk daar is de zee’, had de man die naast me zat gezegd. Een gepensioneerde buschauffeur uit Leuven die een paar jaar geleden hier ergens aan de kust een bouwval had gekocht. Om de drie weken vloog hij hier naar toe om dan een week of vijf te klussen. Hij had me foto’s laten zien van de renovatie. Films had hij ook. Hij filmde alles. Dat had ik al gemerkt. Vanaf het moment dat hij naast me zat, was hij voortdurend in de weer met zijn camera. Het opstijgen, de stewardessen die lieten zien hoe je het reddingsvest moest gebruiken, de landing... de hele tijd snorde zijn kleine camera. Toen ik naar hem keek, zei hij verontschuldigend: ‘Het is voor de kinderen.’ Hij klonk alsof hij het over zijn testament had.

In de hal van het vliegveld stond de Kroatische schrijver Igor Štiks me op te wachten. Hij hield een vel papier omhoog waarop mijn naam stond geschreven. Natuurlijk was het niet Igor Štiks die daar stond, maar een taxichauffeur. Maar hij leek als twee druppels water op de schrijver die ik vorig jaar vluchtig had ontmoet toen hij in de PEN-flat in Antwerpen verbleef. Hij zou niet de eerste dubbelganger zijn die ik tegenkwam. Nog dezelfde avond zag ik Cyriel van Tilborgh, de voorzitter van het Willem Elsschotgenootschap, met een wit schort rondlopen op het terras van oštarije Sesame in de Dante Alighieria. Weer had mijn verbeelding me parten gespeeld; het bleek meneer Ercegović, de eigenaar van het restaurant.

Ik bevond me in een land en een stad waar ik nooit eerder was geweest. De taal gaf me geen enkel houvast. Ik spreek ook geen Spaans of Italiaans maar ik herken bepaalde woorden op uithangborden. Als ik daar een krant opsla weet ik ongeveer waar een artikel over gaat.

De situatie waarin ik hier terecht was gekomen, deed nog het meest denken aan de Latijnse missen die ik als jongetje had ondergaan. Alle taal was plotseling muziek geworden.

En dan worden je visuele zintuigen op scherp gezet. Kijken, kijken... Iets anders kun je niet. Je zoekt herkenningspunten. Het groene kruis van een apotheek, een verkeersbord en mensen. Bijna instinctief zie je dan gelijkenissen met mensen die je kent; in hun gezicht, in de manier waarop ze zich bewegen. En dan kom je Cyriel van Tilborg tegen met een witte schort voor, of Igor Štiks met een vel papier waarop je naam staat. En gisteren zag ik op de televisie in een bar waar ik een kop koffie dronk Yves Leterme omringd door danseressen een Kroatische televisieshow presenteren.

17/05/2010

jeroen theunissen bericht uit ljubljana

Deze maand geniet Jeroen Theunissen van een werkverblijf in de Sloveense hoofdstad Ljubljana. Hij is de eerste Vlaamse schrijver die werd geselecteerd voor een beurs van het Halma-netwerk. Hiermee kan hij in twee verschillende residentiehuizen verblijven.


1. De trein: in een vliegtuig reis je niet, je verplaatst je. Jean-Jacques Rousseau vond een postkoets al te snel; de enige juiste manier om te reizen was voor hem te voet. ‘Als het je er alleen maar om te doen is je plaats van bestemming te bereiken ga dan met de postkoets. Als je wilt reizen dan moet je te voet gaan.’ Dat laatste was in mijn geval weinig realistisch geweest; aan veertig kilometer per dag was ik, als ik begin mei in Gent vertrok, eind mei in Ljubljana aangekomen, net op tijd om terug te beginnen keren. Toen ik een jaar of twintig was, zei ik eens over de telefoon aan een kennis van mij op wie ik heimelijk verliefd was, en die in Hamburg woonde: ‘Ik kom naar je toe. Ik kom te voet, ik vertrek in de loop van de week.’ Ik heb het toen nog bijna gedaan ook.

De trein dus. Toevallig net lees ik in de trein ‘Terra Reversa’ van Peter Tom Jones en Vicky De Meyere, een zeer degelijke verdediging van een groen alternatief voor onze huidige economie en levensstijl. In een hoofdstuk over toerisme en transport leggen de auteurs duidelijk uit waarom de overdaad aan goedkope vluchten door Europa ethisch discutabel is. Ook daarom kom ik met de trein. Anderzijds laat ik mijn vriendin een weekendje over komen, per vliegtuig uiteraard.

Bijna twee boeken later, wanneer ik in het station van Ljubljana aankom, is het eerste wat ik zie een stairway to heaven. Rechts van mij staat een appartementsgebouw dat in zaagtandvorm gebouwd is op zo’n manier dat het werkelijk een trap lijkt naar de wolkenlucht, of eerder nog een trap in het niets.

2. De rivier: ik ga naar de Ljubljanica, die door het centrum van Ljubljana stroomt. Ik kijk naar de drie bruggen waar toeristen zo tuk op zijn, ik ben er. De stad is klein, iets te charmant en provinciaal. Moet een stad niet vuil en chaotisch zijn, bedelaars en criminaliteit hebben? Ik sta op het belangrijkste plein, het lijkt eerder de scène van een operette. Ik wandel wat. Het is een zaterdag rond elf uur en het centrum is leger dan dat van Gent. Maar achteraf begrijp ik die eerste indruk niet; dan heb ik de plaatsen waar het van het leven bruist toch gevonden, dan moet ik mijzelf dwingen om van de terrasjes weg te blijven, dan treiteren onvoorstelbaar mooie en waarschijnlijk onbereikbare jonge vrouwen minuut na minuut mijn hormonale evenwicht.

3. Het droommeisje: diezelfde eerste avond overkomt me iets eigenaardig. Ik ben op weg naar huis, ik ben moe en wil slapen en iedereen moet me met rust laten. Ineens stapt een droommeisje naar me toe, een jaar of twintig en met een erg aangenaam vollemaansgezicht. Ze is vreselijk verlegen. Niet aantrekkelijk, wel mooi. Ze wil met me spreken. Ik denk: wat krijgen we nu? Maar ik ben intussen doodop van een hele dag trein. Ze heet Astrid, ze is hierheen gekomen om met vrienden af te spreken en die zijn er ineens niet, en ze heeft geen geld. Ik ben wat achterdochtig, een onnozel verhaaltje toch. Maar ze heeft niets van een bedelares of een drugsverslaafde (het ergste wat ik ooit tegenkwam, was een Amerikaan van wie ik een rit in zijn cabrio kreeg, en die op mijn vraag naar zijn werk antwoordde: ‘Bedelen.’ Later vroeg hij ook nog of hij mij mocht pijpen, ik heb vriendelijk bedankt). Maar goed. Astrid schaamt zich vreselijk, dat is duidelijk. Er is nog een laatste bus om half een en die moet ze halen, maar ze heeft geen geld. Of ik. Een paar euro’s. Dat heb je dan met droommeisjes: ze willen geld. Ik geef haar wat ze nodig geeft.

4. Het appartement: het is iets buiten het centrum gelegen, in zo’n grijsbruin woonblok dat waarschijnlijk uit een communistisch verleden stamt. Er is geen internet en geen douchegordijn, verder is het min of meer in orde. Geen internet, dat lijkt een ramp, maar eigenlijk is het een zegen, het betekent bijzonder veel tijdwinst.

5. De seks: de volgende dag hoor ik de bovenburen bezig.

6. De oordopjes: dus koop ik oordopjes.

7. De stad en het bos: mijn eerste indruk van Ljubljana was verkeerd, merk ik vrij snel. De stad mag pittoresk zijn, ze bruist van het leven. Er is muziek op straat, er zijn restaurants en cafés, er wordt overal in dat prachtige en volstrekt onbegrijpelijke Sloveens gezongen en geroepen en gepraat (ik zal het later wagen om tegen iemand te beweren dat Pools toch wel complexer moet zijn dan Sloveens; ik word direct terechtgewezen). Meest eigenaardig zijn de salons op straat; naast de rivier staan geen stoelen en tafeltjes, maar heuse salons, netjes onder grote paraplu’s. Het lijkt op het eerste zicht eerder iets voor koffie drinkende oma’s, maar de salons zitten vol jonge mensen, rokend en lachend en onverstaanbaar. Langs het water speelt iemand mondharmonica. Ik ben de mijne al twee jaar kwijt, heb nooit een nieuwe gekocht. Ik heb in romantische buien nog hele avonden mondharmonica aan oevers gespeeld. De volgende dag koop een Hohner in C; eindelijk weer mondharmonica. Als ze in het appartement boven het mijne binnenkort nog eens bezig zijn, zal ik ze eens op een wilde blues trakteren.

Het valt op hoe homogeen de Slovenen zijn. Op de een of andere, niet helemaal correcte manier maakt het de boel nog gezelliger. Hier geen multicultigedoe; Ljubljana – heel Slovenië eigenlijk – lijkt een idyllisch eiland in Europa. Eilanden, utopieën moeten zuiver zijn en blijven; daarom ook loopt het meestal fout.

Maar minstens zo zeer als Ljubljana een stad is, is het een bos. Het Tivolipark is een immens sprookjesbos waarin je kunt verdwalen en alles vergeten; dat doe ik ook, ik ga joggen en moet een uur wandelen voor ik de weg terugvind.

8. Slavoj Zizek: de eerste week van mijn verblijf ga ik naar het DSP, de Sloveense schrijversorganisatie die de flat beheert. ‘Oei, je hebt geen internet’, zegt een gezette, kortademige man. Ik krijg koude koffie aangeboden. Omdat ik geen jota afweet van de Sloveense literatuur, krijg ik twintig boeken mee uit een naar het Engels, Duits en/of Frans vertaalde canonreeks. Ik dank. Vervolgens – ik heb een nieuwe koffie gekregen, deze keer lauw – begint het praatje over het laatkapitalistische consumentisme dat zo verkeerd en vreselijk is en een nieuwe vorm van censuur voorstelt. Ik knik maar.

En als we het er toch over hadden, over dat laatkapitalistische gedoe, besluit ik die avond maar direct de boekjes te doorbladeren die ik voor herlezing heb meegebracht. Zizek, de enige Sloveen die ik op voorhand kende. Zizek lezen is soms een pijniging, af en toe langdradig – wanneer hij te lang doordramt over Lacan – maar meestal verfrissend, prikkelend en niet helemaal vrijblijvend. Ik lees bijvoorbeeld, in een werk uit 2002, over de reactie van de Kerk op seksschandalen. Benieuwd of Léonard er ook zo over denkt. De reactie van de Kerk, zo Zizek, laat zien ‘hoe zij haar eigen rol opvat: de Kerk beweert hardnekkig dat die gevallen, hoe betreurenswaardig ook, een intern probleem zijn, en ze legt grote onwil aan de dag om met de politie in het onderzoek samen te werken. In zekere zin is dat inderdaad waar: misbruik van kinderen is een intern probleem van de Kerk, dat wil zeggen, een voortbrengsel dat in haar institutionele symbolische organisatie zelf besloten ligt. (…)’. En dus moet de Kerk zelf als institutie ‘aan een onderzoek onderworpen worden met het oog op de manier waarop zij systematisch de voorwaarden voor zulke misdrijven schept.’

9. De boekenwinkel: ik vind een antiquariaat waar in de etalage een Engels exemplaar van de verzamelde poëzie van Borges ligt. Ik heb die poëzie al, maar het lijkt me voldoende garantie om even binnen te gaan. De winkel valt tegen. Geen goede boeken en aan de kassa een dame die over het hogere begint. Misschien past ze nog als personage in de nieuwe roman die ik probeer te schrijven. ‘Inspiratie komt van boven’, zegt ze mij, en kijkt naar het plafond. Ik antwoord dat het mij toch vooral een kwestie van veel werk lijkt.

04/05/2010

saskia de coster bericht uit het Ledig House #1

Saskia De Coster verblijft nog tot 21 mei in Hudson (het groene hinterland van New York) als eerste Vlaamse auteur in de gereputeerde kunstenaarsresidentie Ledig House. Zij werkt er intensief aan een nieuwe roman. Af en toe zet ze de ramen van haar landhuis open en gunt ze ons een blik achter de schermen van haar schrijfverblijf:



Groggy. Aankomst in Hudson in Upstate New York. Voor Amerikanen op een boogscheut van de Grote Appel: amper tweeënhalf uur met de 4X4. Ik werp een blik uit het raam van mijn kamer en begrijp dat ik niet hallucineerde onderweg. Ik ben omsingeld – helemaal omsingeld door groen. Alles is groen op een paar plekken in het landschap na, zoals deze witte stip.




Een porch met ligstoelen. Ziet eruit als een Engels landhuis ... en dat is het ook. De drie landhuizen van de organisatie Artomi staan samen op een heuvel. Momenteel zijn we met vijf schrijvers, anderhalve per gebouwtje. Ik begin dadelijk aan mijn nieuw verhaal. Na een tijdje wordt de lucht zwaar van onweer. Oorzaak: de vijf schrijvers - uit Portugal, Turkije, USA, Australië en een land dat we gemakshalve voorlopig nog België noemen – zitten hier als zotten te schrijven, zo hard dat de lucht knettert van de opgewekte hersenactiviteit. ’s Avonds verzamelen we rond een geweldige kok die enkel de letter O nodig heeft om wereldfaam te claimen, Tom Carlucci. Het onweer barst los net als de discussies aan tafel, over alles behalve BHV. Oef. Een levenslijn wordt ingelegd door de man met de Tom Waits-whiskystem Jim, een local die naar de stad rijdt om alcohol te halen, en Walmartkleren voor de Turkse wier valies naar Rio de Janeiro is gestuurd.

Slaap wordt hier aanzien als iets quasi overbodigs. Waarom zouden er anders koffie, sigaretten en pillen bestaan? Klinkt allemaal lekker ongezond maar de omgeving is zo beestachtig gezond dat ik regenereer door in de hete middagzon rond te lopen. Ik ben hier nog maar een week maar mijn blik is al heel scherp geworden: ik zie mijn verhaal glashelder voor me, ik kijk uit het raam en kan door het vliegengaas de vlek in het groen herkennen: een konijn. Het kijkt naar de andere dieren in zijn wouden: herten, bergleeuwen en kalkoenen. En af en toe een paar schrijvers.


De residentie van Saskia De Coster kadert in een uitwisseling tussen Ledig House en Het beschrijf.